Heiligen I

I
Zij had al ’t aardsche van zich weggedaan,
En waande zich in hemels bloemenwei.
Daar dansten engelen hun lichten rei,
En zij mocht zingend in hun midden staan.

‘Kies nu uw bruidegoom !’ Zij zag hen aan;
Alle gezichten jong en stralend blij,
Oogen zoo klaar als water, waar gevlei
Van zonnestralen warm komt over gaan.

Maar ginder stond, verbleekt en vaal van smart,
Haar Jezus, en zij zàg zijn brandend hart.
Zijn oogen kloegen haar zijn wonden zoet,
En zij bezwijmde naar zijn donkren gloed.

Toen zij tot de aarde keerde, zwak en moede,
Sprong ’t roode bloed aan handen, zijde en voeten.