Herdenking

Mijn hart herdacht zijn bitterheden
En al zijn liefde wonderlijk.
Ben ik aan onverhoorde beden
En aan verdrukkingen zoo rijk?

En is er niemand om te deelen
Den rijkdom van dien last zoo groot?
Dit is des harten zeerste nood:
Dat het zijn schatten moet verhelen.

En toch: het is zoo eindloos zoet
Om ééns (ach, eénmaal zou genoeg zijn)
Diens bitterzoeten overvloed
Te geven …. Zou het nóg te vroeg zijn,
En moet de dag nog altijd komen,
Dat al die rijkdom wordt genomen?