Het atoom

Krachten slingren in dit heelal
De bollen als een dans van zonnen.
Wat in den hemel is begonnen
Handhaaft zijn wet, maat, en getal,

In naderen en afscheidgeven,
Elkaar omzwaaien, een verbond
Sluiten of er iets nieuws ontstond,
Wegzweven in een eenzaam leven,

Tot het zich ordent en weer schikt
Als in den aanvang, en zij hooren
Naar den Geweldige, Die tevoren
Besloot, en dwingend naar hen blikt.

En deze onnoemlijken, de kleine
Heelallen, wijken uit hun stand
Door een bewegen; maar een fijne
Speling bewaakt hen van de Hand,

Die nooit verkeerd, en steeds volkomen
Hun wankien voelt, en naar Zijn wet
Hun schommelen heeft vastgezet
En ’t evenwicht doet zijn hernomen.

En al hun ruischingen en zingen
Beluistert Hij en keurt het goed,
Want ’t reien van de hemelingen
Danst door de atomen van ons bloed.