Het dogma is geen doode leer,
maar levende lofzegging.
Ons hart bespeurt U in den wind
En ’t lauwe bloed begint te branden
Wij schutten met beschaamde handen
Ons aangezicht, wijl Gij ons mint.
Uw hand beroert ons; wij vergeten
De wereld voor Uw stil gezicht
Geen menschenoogen zijn zoo licht.
Niemand kan met Uw schoon zich meten.
Wij worden de Uwen, en bezinnen
Ons op Uw Wezen en beginnen
Te weten hoe Gij U vertoont.
Uw liefde doet ons woorden vinden
En geen kan beter den Beminde
Prijzen, dan ’t hart waarin Hij woont.