Het sein

Niemand hoeft meer in ’t donker gaan,
Wijl overal Uw lampen staan.

Een hart, door U ontstoken, zal
Naar Uw bevel zeer helder vlammen,
In stegen, aan het eind van dammen,
En voor paleizen in verval.
Wanneer de schaduwen de banken
Verhullen en wat sluipt en slaapt;
Als dood zich uit het vooze en kranke
Leven zijn buit tezamen raapt;
In bars en kerken en op feesten
Rampzaalgen en beschaafde beesten
Als helper en als gast belaagt;
Dan vlamt het ronde sein: onveilig!
Ook voor wie zorgeloos en ijlig
En lachend ten verderve jaagt.
Niemand hoeft meer in ’t donker dolen,

Als wij maar zeker en gerust
Doen wat de Heer ons heeft bevolen.

Maar vele lampen zijn gebluscht.