Hij voerde mij Gods groote stilte binnen,
Allenlijk van een teeder licht vervuld,
Dat alzijds uitscheen in een mat verguld,
Inwendig blozend als ziels eerst beminnen.
Hij leerde mij, Zijn zuiver minnen winnen,
Door in te treden tot Zijn groot geduld.
En als ik Zijn klaarheid was gehuld,
Zou bloeiend Zijn geheim in mij beginnen.
Ik las de woorden stil uit Jezus’ mond
Mijn blik verzonk in Zijner oogen grond,
En in mij ging een zachte zoetheid zwellen.
Een licht dat vloeiend naar Gods lichten heen;
Toen liet de ziel het veege lijf alleen,
En werd een rimpel in Gods lichte wellen.