Lukas 4 : 29, 30
Was Hij niet met hun zonen opgegroeid?
En bleven zij geen goede kameraden?
Hun jeugd liet zich door Zijn ervaring raden;
Hij werkte als zij en werd met hen vermoeid.
Hij was hun huisjes in- en uitgegaan,
Had met de mannen over ’t land gesproken,
En bid de vrouwen in den tuin gestaan,
Als, drentlend, zij aan alle bloemen roken.
Hij heette :Jezus van den timmerman,
En was een jongen van het dorp gebleven. –
Nu zagen zij Hem vol ontzetting aan.
Hij zei: Jesaia had van Hèm geschreven.
Hij zeide, dat Hij hen verkwikking zond
Als milde regen na de zomerdroogte.
Toen sleurden zij Hem toornig naar de hoogte,
Maar slopen weg als een geslagen hond.