Introïtus (Ps. 4:7)

De knoppen der kastanjes kleven,
De struiken schieten kreuklig uit,
En ’t glimmend rijs, dat nog niet spruit,
Staat met gespannen bast te beven.

De sappen stijgen in elk leven
Dat zich voor Uwe drang ontsluit.
Heer! Zie uw dienaar! Zie Uw bruid!
Bereid, hun volle bloei te geven.

Bloeien wij, Heer, alleen gelaten
Met schaduw en met spiegelbeeld?
Al wat ons pijnigt en verveelt
Aanzien zij lustloos en verwaten.

Ach Heer, zijn wij van u gehaten,
En laat Gij toe dat dood ons steelt?

III De zachte fluit (1927)
(Bij Mozarts Krönungsmesse)