Jezus (Christus)

De herders zagen Hem als Lam,
En, blanke Visch, met koene sprongen,
Verscheen Hij den verbaasden jongen
Visschers, en als een Leeuw zoo gram
Greep Hij den krijgsknecht; de matronen
Vertroetelden Hem als een Kind,
Hun dochters hebben Hem bemind,
Hij was de makker hunner zonen.

Al wat veracht was en verworpen,
In heiige stad, deugdzame dorpen,
Heeft Hij gezocht en liefgehad.

Toen men Hem moordde, ging een lichten
Van Hem door woorden en gezichten,
En men herkende… en aanbad!