Le roi soleil

Het schittrend hof was maar een achtergrond,
En zijn geweldigen werden coulissen,
Die achter zijn snel koninklijk beslissen
Tezamen schoven, en hij, stralend, stond
Op ’t hoog bordes, waarvoor de tuinen lagen
En de allee?n en de wateren,
Bedwongen en gedwee terneêrgeslagen,
En de opstuif en ’t gebogen klateren
Van de fonteinen … en als brekend glas
Tinkelde tot zijn hart een vrouwenlachen,
Hij zag niet om, zijn rustige gedachten
Verwijlden bij het kortgehouden gras,
Dat altijd weer, geslachten na geslachten,
Groeide in de zon, die groot en stralend was.