Slagregen, stramme grauwe hagelbuien
Beleegren urenlang ons klein prieel.
De wijn zwalpt in de hooggemonde schalen.
Wij hebben ’t lied van Li Tai Pee gezongen.
Een duisternis trok dreigend door ons leven.
Het bloed in onze harten zwalpte zwart.
Toen zeiden wij: de regen is barmhartig.
Laat ons de woede van de hagel voelen,
Eer ons vernietigt ’t lied van Li Tai Pee.
Er werd een raam gebroken in den hemel.
Een witte zon keek lachend op ons neder:
’t Door wilden roes en woesten slaap bedorven
Maar lentestil gelaat van Li Tai Pee.