Nog niet

Nu ben ik ver van u, maar in mijn lied
Slaat mijn hart machtig met uw hart tezamen.
Het bergt voor u een schat van teedre namen.
Maar mijn blijde lippen fluistren ze niet.

Alle genade die mij is geschied,
Mijn wenschen die tot volle rijpheid kwamen,
Zoo zoet en sappig als bloedende bramen,
Lavend als ’t water van een koele vliet,

Het blijft nog alles heimelijk verborgen.
Ik wacht uw weerkomst in den frisschen morgen,
Met zekerheid en zonder ongeduld.

Dan zal uw lach den slaap der liedren storen.
En ik zing ’t al en schooner dan te voren,
Omdat al mijn verlangen is vervuld