Op de fiets

2/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode

Een lange weg, wit in het zonnelicht.
Een huisje, in d’open deur een grooten hond;
Een pleintje, jongens, rollend langs den grond;
Een man, die toekijkt, pret op ’t rood gezicht.

In ’t land de maaiers, die de zeisen slaan;
Een koopman, kromgaand onder ’t zware pak;
Een boerenhuis met duiven op het dak;
Schooljongens, meisjes, die naar huis toe gaan.

Een dorp; een straat; een herberg en een kerk;
Een oudje, dat in ’t warme zonnelicht
Met breiwerk op haar schoot zit; d’oogen dicht;
Een rentenier in zijn net tuintje aan ’t werk.

Een lange, rechte weg weer en op zij
De schaduw van mijn fiets. Het zonlicht blinkt
Op ’t nikkel van mijn stuur. Een liedje klinkt.
Zing ik dat liedje? ’k Ben zoo vrij, zoo blij.