Oudejaarsnacht

Er is geen nacht zoo eindeloos en zwart
Als deze tusschen ’t Oude en Nieuwe jaar.
Er is gefladder van een groote schaar
Demonen, die gaan lachen bij elk hart,
Dat nu zijn handel met God af wil sluiten,
Liefst met een goed en klinkend batig slot.
’t Oudjaarsgebed stelt hem wel buiten schot,
Die een jaar lang den hemel uit dorst buiten.

Geen klokgelui, geen zuchten en geen eeden,
Geen nachtdienst en geen dierbare gebeden
Verwerven ons een zweem van Gods gena.

De moordenaar, de dief en de hoereerder,
De dronaard, lasteraar en valsche zweerder
Vinden kermende Hem op Golgotha.