Papaver

Haar wortels hebben met beleid
Zich omgewend en heengebogen,
Tot ze uit de duistre stroomen zogen
Van slaap en droom en doodlijkheid.

Jeugds lieflijke sereniteit
Rees bleekgroen in de nuchtre beemden
En welkte, maar de hooge, vreemde
Droom pronkte in fletse majesteit.

Ze ontplooide zich en zij gebeurde
In klaren dag, verborgen geurde
Haar schaamteloos onthuld geheim.

En die haar minnen doet zij gloeien
In droomen met een zoet vermoeien,
En moede en schaamvol wakker zijn.