Peinzende en ziek

Ik hoopte, zonder hoop: te leven !
O nieuw begin . Maar God sprak: sterf
Dies heb ik mij den Heer gegeven
In hope, dat ‘k den hemel erf !

Hoe moeilijk valt mij het ontstijgen
Aan ziekte en leed, zoo lang vertrouwd.
Ik worstel op en voel mij zijgen.
Mijn vleuglen zijn te zwaar bedauwd.

En toch verwijdren zich de kimmen
Al vlugger, verder, naar beneên.
Sneller en heller mag ik klimmen,
O! en ik ben niet meer alleenl

Het is of sterke handen beuren
Mij tot een heilgenot zóó diep,
Dat de overstelpte zinnen scheuren :
Ik zie den Heere, die mij riep !

Stil – eerst moet ik nog zijn ontreten
Aan ouderliefde en oudernood!
Wat valt gij moeizaam te vergeten
O leven, liefde, lijden, doodt