Psalm CXXXI

O Heer, ik draag mijn hart niet hoog,
Ik zie niet trotsch in ’t rond.
Ik buig mijn hoofd te grond,
Deemoedig voor uw alziend oog.

Ik heb geen plannen overdacht,
Die botsen met uw wil.
Ik ben tevreden stil,
Een zoogkind, dat verzadigd lacht.

Ik ben als het gespeende kind
Op moeders schoot; in rust
Heb ik mijn ziel gesust,
Nu ik in U mijn vrede vindt.

De Heer zal mij dit heilgenot
In eeuwigheid doen smaken. —
De Heer zal zalig maken,
Die durft vertrouwen op zijn God