Reegnen de sterren…

Reegnen de sterren smeltend uit den hemel?
Spatten komeeten laaiend uit elkaar?
Mat-gouden stralen vallen, sierlijk boogend,
Of uit den hemel men Gods kostbren wijn
Naar opgeheven donkre bekers goot,
Die volgeschonken, met een kop van schuim
Even opsproeiend glinstren, melkig goud.
Er is groot vuurwerk en men lacht vermaakt
Om deze namaak-wereldondergang.
Ik zit verslagen en ik denk aan u.
En over ’t kalme donker van mijn denken
Rijst uw gelaat, zoo jong en smetteloos,
Gelijk de maan, die, groot en donkergouden,
Glijdt door de hooge blauwten van den nacht
Boven der menschen machtloos doovend licht.