Regenavond

In dezen nacht zal God ons zegenen.
De hemelen zijn een wit vervloeien.
Al het geschapene moet bloeien
Want God laat leven nederregenen.

Onze begeerten moeten wijken
Voor dit almachtig stil genereeren.
Het is de wil en wet des Heeren
Dat ’t leven aan het Leven moet bezwijken.

Ruischend uitstorten en stil ontvangen.
O vroomheid van dwang en overgave.
Indringend reinigen en laven.
Koele dartelheid over warm verlangen.

Hoe zullen wij in den morgen wezen
Na dit diep bezonkene dauwen?
Kunnen wij om gisteren rouwen
Nu de nieuwe dag komt gerezen?

Morgen zullen wij dit gedenken:
Dezen nacht, dit vreemde regenen:
Wolken als handen die ons zegenen
Zagen wij van den hemel wenken.