Schemerliedje

Als de hemel blinkend bleeke
En de wereld duister is,
Luister ik, waar of uw weeke
Ademzacht gefluister is …

Dicht aan mijn gezicht gedoken
Streelt uw even warme wang.
En uw oogen zijn geloken
En uw adem is gezang,

IJl en rustig, zacht en zuiver,
Als de wind, die bevend neurt,
Van een zoelheid en een huiver
Licht en honiglijk doorgeurd. .

En wij hebben maar ons beiden
Oogenbliklijk, neen, àltoos:
Liefdes heilig, hoog getijde,
Heerscht altijd en eindeloos.

Donkere avondschaduws dwalen,
En wij zien elkander niet.
Doch ik hoor uws ademhalen
Vredig uitgezongen lied.

En gij gaat …. En de eenzaamheden
Zijn vol trillend hoog geneur.
Want het nauwelijks verleden
Veêlt zijn lied aan ’s harten deur.

Eindlijk komt de goede slape,
Waar uws harten gaal in streelt.
o, de blijde morgenwake,
Als uw stem mij wakker kweelt!