Slapen gaan

De witte sterren breken
Door duisternis en wind.
Ergens begint een kind
Zijn nachtgebed te smeeken,
Zijn oogen dicht, en blind
Gedekt door warme handen.
En klaar en kalm begint
In hem een licht te branden.
Hij draagt waar geen op let,
In zich uw milde stralen.
Woordeloos wordt ’t gebed
En zwaar zijn ademhalen.
Hij slaapt zeer stil, geweld
Van wind kan hem niet wekken.
De witte sterren trekken
Over een sneeuwen veld.