Sneeuwdag

Is dit Gods nieuw wereld? Pijnend licht
Liggen de velden voor mijn zwak gezicht.
Mijn hoofd is duizel-ijl, zo kort genezen
Van aardes zware druk, doods kille vrezen.
En overal is horeloos bewegen.
Gestalten waden stil de blankheid tegen
Der vijvers, in hun kristallen vreê,
Als Gods doorluchte helle hemelzee.
En al de bomen staan getooid gebogen;
Zo dekken zich Gods englen voor zijn ogen
Onder der vleuglen blank bedonsde huiven:
Een vlekkeloze vlucht gedoken duiven.
Is dit Gods dag? Hoe kunnen mijne blikken
Zijn witte glorie dragen zonder schrikken?
Hoe kan ik, aards en ziek en arm en donker,
Mij wagen tot zijn licht en rijk geflonker?
‘k Sta aan de grens van zijn verheerlijkt heden,
Maar wie durft ongeroepen verder treden?