Sonnet: Wist gij den dood wel zóó nabij?

Wist gij den dood wel zóó nabij?
Zijn schaduwlooze handen
Zich voor uw oogen spanden:
Doorzichtig web van ijle zij.

Nu is het leven u verwaasd :
Gelijk verleden dagen
Een gouden luister dragen,
Is leed tot puur geluk verdwaasd.

En durend tusschen u en mij,
Is dit verrukte weten:
Al wat wij leven heeten
En dood, ons is het eenerlei :
Een zoet, beschaamd beminnen
In eindloos blij bezinnen.