Sonnetten – IV Kunt gij zelfs in slaaps welig dal

Kunt gij zelfs in slaaps welig dal
Het leven niet vergeten?
Als ik naar u verlangen zal,
Zult gij het weten?

Zal aan den hemel van uw droom
Een ijle wolk verrijzen,
Die uitvloeit tot een dichte doom
Vochtig en grijze?

Als ook uw hart verlangend beeft,
Zal worden weggeschoven
Het donker dek van boven,
En heel de wereld licht herleeft.
En door uw droom zal dwalen
Mijns harten nachtegale.