Sonnetten – VII Nu heeft hij aan doods koele peel

Beatus ille

Nu heeft hij aan doods koele peel
Zijn blonde hoofd zoo moe gevlijd.
En daar is geen die om hem schreit,
Noch om zijn vroegverloren deel.

Over de zoet geloken scheel
Zons gulden goedertierenheid,
Over de handen benedeid
Haar ragfijn zilveren gespeel.

En onze toegenegenheid
Is stil gelijk zijn rusten is,
Wij wenschen zijn verzwegenheid,
Die vrij van alle lusten is.
En ieder hebben wij benijd,
Die een van doods gekusten is.