Sterven

Dat mijn begeerten nog zoo dikwijls zwerven
En ik in u mijn eenig heil niet zie!
Droomgerige oogen en de melodie
Van zoete stemmen zoek ik te verwerven.

Ach, wat zal ’t baten als ik straks ga sterven,
Die vreeslijke vergeefsche strijd, ach wie,
Raadloos naast mij gebonsd op wankle knie,
Zal met mij weenen en straks met mij derven?

Dan scheert het duister over mijn gezicht.
’t Uwe blijft nog geheven in het licht.
O, dat de laatst tast van mijne handen
Dan nog het troosten van uw handen vind’!
Dan zal mijn bloed uw bloed zoo heftig branden,
Dat gij weet, hij heeft mij alleen bemind.