’t Valt licht den vijand te braveeren,
Die tartend tegenover staat,
Maar bitter is ’t zijn heetste haat
Tegen het eigen hart te keeren.
’t Liefste te schuwen en afweeren,
Het kostlijkst weigeren als kwaad,
Stil van gemoed en sterk van daad
Geduld en zelfverloochning leeren.
Open onze oogen voor de schande,
Heer, die ons hart U doet en deed.
Onder uw felle doodsvijanden
Was geen zoo laf, is geen zoo wreed.
De hand in Uw doorboorde handen,
Zweren wij weenend onzen eed.