Strofe

Bloemen en jeugd zijn opgenomen
In een wit glanzen; ons hart is ontdaan.
Zij moeten tot het groote rijpen komen,
In wijde stilten wezen, en voortaan
Zwaarder leven, en schielijk verloren
Gaan aan zichzelf, aan alles vergaan.
Bloemen en jeugd … een kort rood gloren
Zien wij langs onze tranen slaan.
God, als zij U niet toebehooren,
Waarom blaast Gij hun lichten aan?