Ik bad: Heer, laat uw dienstknecht gaan,
Als Gij mijn zoon hebt weergegeven;
Maar nu ‘k hem zóó berooid zie staan,
Smeek ik : och, laat mij voor hem leven !
Een boom, vermolmd van ouderdom,
Kan amper vrucht, schraal schaduw geven;
Maar de arme is alles wellekom !
Ik smeek: och laat mij voor hem leven !
Misschien draag ‘k nog een gave tak,
Om hem een goeden stut te geven.
Dat hij hem zag, dat hij hem brak !
Ik smeek: och, laat mij voor hem leven !