Vergeten kaars

Ik licht en kwijn, en duister
Wordt mijn geduldig hart.
Om u is alles luister,
Om mij is alles zwart.

Uw daden en gesprekken
Heb ik met vreugd belicht,
Ik deed den lach ontdekken
In uw ontgloeid gezicht.

Ik heb uw eenzaamheden
Gekoesterd en getrootst.
En toen gij hebt gebeden
Uw deemoed zacht ombloosd.

Ik deed de schaduws zwichten
Die dwaalden rond uw rust.
Bij stil en louter lichten
Geeft sluimer kracht en lust. –

Nu zag ‘k u kleedren kiezen
Vol haast; en zeer bevreesd
Eén stonde te verliezen
Spoeddet gij naar het feest.

Gij zult u wel vermaken
Met vreugden allerhand.
Maar ik weet ’t einde naken
Vol zatheid, rouw en schand.

Gij hebt mij hier vergeten.
‘k Brand op vergeefsche wacht.
O, als gij maar wilt weten;
Straks, zonder mij, blijft ’t nacht.