Waar is Vitellus, de wafelverkooper?
Waar is Vitellus, die snelle looper?
Hij danste als hij liep, en hij stond op één voet,
Zijn wafels waren zoo warm en zoet.
De keizer kocht, en de gladiatoren,
En de keizerin heeft van hem gekocht.
Hij mocht alles zien en alles hooren.
Was overal en nergens als men hem zocht.
Vitellus komt in paleizen en kroegen,
Men weet nooit wat hij doet, en nooit waar hij is.
Hij sprak straks met lieden die ketenen droegen,
Zij vertrouwen hem, want hij teekent den Visch.
Vitellus heeft voor Christus gekozen,
Hij loopt bij Christenen uit en in.
Wáár is Vitellus, brullen de matrozen,
Dat bakkertje was zoo naar onzen zin.
Men heeft Vitellus gevangen genomen,
Op een nacht, met veel “godsdienstig gespuis”.
Toen de keizer het hoorde, liet hij hem komen,
Hij wou Christus niet vloeken; hij moest aan ’t kruis.
Men heeft hem slechts aan het hout gebònden,
Hij is jong en mooi, men liet hem graag vrij.
Spijker maar vast mijn lijf vol zonden,
Sprak hij; Heere Jezus, denk aan mij.
Allen die aten van zijn wafels
Zien hoe een leeuw hem bespringt en verscheurt.
Slaven verwijderen bloed en rafels,
Men praat en lacht of er niets is gebeurd.
Waar is Vitellus, de wafelverkooper?
Waar is Vitellus, die snelle looper?
Vitellus zag Christus, verliet zijn gewin
En snelde den Heer na, den hemel in.