Werken

Gij weet, o God, hoe wij verlangen
Naar alles wat tot vrede dient;
Maar ach, wij weigren vaak te ontvangen
Genade van den trouwsten Vriend.

’t Valt zwaar ons vrij zijn te beperken
Naar ’t wenken van Uw stil gezag.
Laat ons naar ònze wijsheid werken
En loon ons na den langen dag.

Gij kent den wrevel der gedachten,
Kalmeert ons met Uw zachte hand,
En zegt: goed! de akker ligt te wachten.
In ’t zweet uws aanschijns, bouw Mijn land.

Scherp uw verstand, voer òp uw ijver,
Werp de weerbarstige schollen om,
En leid het water uit den vijver,
En zaai en oogst totdat Ik kom.

En zwoeg en zucht, win ’t goed en ’t kwade,
Tot ge in uw wanhoop ondervindt:
‘k Leef van geweigerde genade,
En neemt de handen van uw Vrind!