Zij waren hard, en sloegen op het Boek,
Wanneer de superstitie der papisten
Hen driftig maakte; en wee den ongodisten
Onder den gepraedestineerden vloek.
Hanteerden zij het geesteszwaard zeer kloek,
Zij troostten en verkwikten meer, en wisten
De zoetheid van ’t Verbond: ’t eeuwig besliste
Besluit, na diepgaand biddend onderzoek.
Zij waren hard; zij hadden veel geleden.
Hun vaders hadden voor den Heer gestreden,
Waren gebrandmerkt en gevierendeeld.
Bloedende borsten hadden zij gedronken
Van moeders staande op de mijt te pronken;
God tuchtigde hen als Zijn teêrste teelt