Carpe diem

‘k Heb dezen dag zoo traag en fijn genoten
Als kinderlipjes zuigen aan een vrucht
En dan lang nagenieten met een zucht,
Als ’t laatste sap hun keeltje is ingespoten.

Hun handen streelden ’t goudfluweelen dons …
In hun zachtgloeiende herinneringen.
Is ’t of zij nòg de fulpen vrucht omvingen …
En zoo bemijmer ik de liefde in ons.

De irissen uwer oogen glansden donker
En vloeiden vol van zonnig goudgeflonker.
’t Roomig gelaat scheen lichter in uw lach.

De hoekjes van uw smallen mond bewogen,
Van heimelijke schaduwen betogen …
Ik plukte stil den kostelijken dag!