Dankbaarheid

Beangstigend jaagt de tijd voorbij.
Reeds oversteeg ik levens top.
Hoe moeizaam was de klim bergop,
Hoe rèn ik neêr naar doods vaIIei.

En nu, op deze groene wei,
Vergunt Gij rust en oponthoud.
Vergeef mij al wat Gij niet woudt,
O God, wat zijt Gij goed voor mij.

Uw liefste engel heeft mij lief.
Als hij zijn armen om mij windt,
En als een storm mij breekt, verzwindt
Hemel en aarde; hij verhief

Mij tot beminde; zijn gezicht,
Vlammende als bliksem van den Heer.
Is over mij als lenteweer,
Zoo zacht, zoo vredig, en zoo Iicht.