De boerenjongen

Hoe zou zijn wezen anders kunnen zijn?
Dit land was eeuwenlang in zijn geslacht.
Zijns is hun moeite en heerlijkheid en macht,
’t Gewend gebieden en gehoorzaamd zijn.

Hij is zich de arbeid van den grond bewust.
Zijn bloed ruischt als het zwaar gekorreld koren.
Er gaat geen kreet van eenig beest verloren.
In hem waakt alles op tot leed en lust.

Daarom is hij beschikker over ’t vee.
Daarom kan hij het wijde land beheerschen.
’t Al is voor hem, wat hij is in Gods hand:
Even onhandelbaar en goed gedwee,
Dartel als ’t veulen, daavrend door de meerschen
En gul en trouw als ’t altijd dragend land.