De doode keizerin

De keizer rustte; zeven mandarijnen
Tezaam gekoppeld met hun lange staarten,
Trokken op roodgezoolde vilten laarzen
De jonk zeer statig aan een zijden lijn.

De keizer rustte; zijn naar generzijds
Ontwaakte noren hoorden in het ruischen
Van riet en water de verstilde schreden
Der nog geen vlam geworden keizerin.