Zij is zeer rijzig in haar lange
Avondjapon van witte zijde.
In haar aschmatte haren vangen
Drie edelsteenenrozen wijde
Lichtgolven op als flakkerschijn,
En kaatsen dan glansparelmoeren
Licht langs de grijze parelsnoeren
Die rond haar hals en armen zijn.
Een manteltje bedekt haar boven-
armen en borst, een elleboog
Komt blozend uit een mouw geschoven.
Een voet schuift uit ’t breed geplisseerde
Sieepend gewaad, terwijl haar oog
Zich vrij tot den bezoeker keerde.