De zonnewende

Ik kan niet opzien, of uw licht gelaat
Rijst als een zon voor mijn aandachtige oogen.
En als ik mij tot ’t boek heb neergebogen,
Is ’t of het al in blauwen schaduw staat.

Ik ben als een, die in kalm water baadt,
En plotsling door de zee wordt weggezogen.
Gij lacht naar mij, omdat gij niet gedogen
Kunt, dat mijn denken naar iets anders gaat.

Zelfs als gij ver en onbereikbaar zijt,
Speur ik een zoet en oppermachtig trekken.
En mijn gevoelen en gedachten strekken
Zich smachtend uit naar uwe heerlijkheid.

O zon, die eens uw loutre gloed bekende,
Keert zich tot u, hart-donkre zonnewende.