Dood kindje

Men heeft het kindje, wit en recht,
Uit ’t wiegje in een kleine kist gelegd,
En wit en zwart, o simpel onderscheid,
Zijn slaap en dood, zijn tijd en eeuwigheid.

Hij is maar even hier geweest.
Men gaf hem op ’t geboortefeest
Van hand tot hand, tot, stil en lief,
Een gast hem kussend aan de lippen hief,

En allen keken… later is gezegd:
Hij gaf een zuiver klein geluid,
Verschrikt en schoon, zoals een nieuwe fluit,
die men probeert en peinzend nederlegt.