Een criticus

Hij is de beste van de epigonen.
Zijn verzen zijn, helaas, wel niet veel zaaks,
Maar hij weet uiterst scherp al het mismaakts
In ’t broddelwerk der broeders aan te tonen.

Als Vestdijk of Ter Braak heeft voorgekauwd,
Begin zijn taaie slijmerige kwijlen.
HIj vult een serie christelijke teilen.
‘Smakelijk eten’ en ‘wèl zij ’t verdouwd’.

Als de gemeente deze pap moet slikken,
En ’t liefste kind het pannetje uit mag likken,
Laat ik mijn plaats aan ’t feestmaal liever leeg.

Hier mag een ander ‘stem van ’t volksken’ wezen.
‘k Blijf liever op mijzelven aangewezen,
Of ik al vastte, of brood en water kreeg.