Goede Vrijdag

Nòg staat uw kruis op aarde
En hangt Gij naakt en dood
Boven ’t verholen kwade
Van veler weelgen nood.

De strenge ontzetbre luister
Van uw gelaat besmet
Het steunende gefluister
van werelds krank gebed.

Daar is niet één, die lijden
Wil om uw hoogen nood.
Maar elk eischt U verblijden
En vrede door uw dood.

En niemand wil uw wonden
Dragen aan hand en voet,
En storten uit geschonden
Zijde zijn hartebloed.

Geen die met U durft deelen
Doods dor en bitter deel.
Aardsch brood, hemelsche spelen
Vragen van U veel;

Bidden: vergeef de zonden;
Leven in dartlen moed;
Drinken met vuige monden
Zich dronken aan uw bloed.

Doch boven hun verdorven
Gebed rjst hóóg uw nood.
Gij blìjft voor hen: gestòrven!
En lévend is hun dood.