Hadewych

Wie kan dit hongeren verdragen
En blijven blijde en welgemoed?
O Minne, uw goddelijke vlagen
Zijn zaliger hoe meer gij woedt.
Gaarne betaal ik alle dagen
Met smart en smaad uw kostlijk zoet.

Zij mogen ’t schelden ‘Huis der vreugden’
Die nooit ontdaan zijn door uw lof.
Slechts langs den steilen trap der deugden
Bereikt men moedeloos uw hof.
Gij toont u niet aan de verheugden,
Want zij zijn niets dan zielloos stof.

SIechts zij die uwen kruisweg traden,
De needrigen van edel bloed,
De ballingen bij uw genade,
Versiert gij met uw rozenhoed.
Hun lichaam lljdt uw ongenade,
Maar gij zet hart en geest in gloed.

Laat me in uw diepste duister vallen;
Sla mij de waanzin om als kleed,
Minne, verzwak mij ’t meest van allen,
Verheerlljk me in mijn bloedig zweet.
Zwel in mijn doodsche intervallen
Aan tot de vreugd die hemel heet.