Henri Quatre

Hij was de eerste jolige christen.
Hij ging met zijn hof psalmzingend ter jacht,
Had maling aan protestant en papisten,
En was te arm voor een vorstlijke dracht.

Hij droeg: een verkleurd buis en batisten
Jabots, en Iaarzen met versleten schacht.
Omdat zij zich allen in hem vergisten,
Gaf hij alles toe en behield de macht.

Hij moest de moordenares van zijn moeder
Dienen, en heeft haar dochter gehuwd.
Hij was zijn eigen spion en behoeder.

Later, vermeteler, grauwer, en wijs,
Driftiger nu zijn drift was geluwd,
Won hij liet hart van ’t onwillig Parijs.