Deze mildheid, dit bewogen
wezen en toch zoo gerust.
Dat de deernis uwer oogen
Alle opstandigheid en lust
Van mijn hart heeft uitgewezen.
Deze onwrikbaar ware mond,
Die geen aarzeling of vreezen
Kent, heeft ziels en bloeds verbond
Uitgesproken en bezegeld.
Niets verbreekt het, vreugd noch nood.
Liefdes hof is sterk verregeld,
En zijn wachter is de dood.