Er bloeien duizend bloemen in het bosch,
Wier geuren tot één zoet parfum verglijden,
Waardoor men zich om alles kan verblijden,
Zalig den tijd verluierend op ’t mos.
De lucht is helderblauw en vogels zingen
Bij ’t stuivend kwinkeleeren der fontein,
Die ongestoord uit ’t boordevol bassein
Haar klare droppels op het gras laat springen.
Koelte van water en het somber dolen
Van de gedachten als groote violen
Zwaar ademen in heeten zonneschijn,
En de ijle essence van boschanemonen,
En de verwelkte geur van duizendschoonen,
’t Heele foreest wil in dit reukwerk zijn.