Ledigheid

Ik heb geen eigendommen meer.
Hij roofde lijf en ziel en geest.
De toekomst en wat is geweest
Gaf ‘k in de handen van mijn heer,

Ik, broze flesch in stroo gehuld,
Kostbaar, maar ledig weggezet,
Nutteloos, tot hij op mij let
En mij met nieuwe vreugd vervult:

Dat is: zijn heimwee en zijn nood,
Zijn hemelsche hartstochtelijkheid,
De waanzin die zijn lijf bevrijdt
En mij uitlevert aan den dood.