Heel den avond bracht ik zoek,
Kijkend naar die warme prenten
Die, als eensklaps volle lente,
Prijken in het perkamenten
Saaie achttiendeeuwsche boek.
En ik dacht: wat is dit licht!
Wat is dit verfijnd en krachtig!
Hoe eenvoudig en hoe prachtig!
Hoe gelouterd en waarachtig
Loopt de lijn van dat gezicht.
Sterk en lieflijk is die lijn
Als een liedje van Jan Luyken,
Als een merel die te tjuiken
Aanvangt in de prille struiken
Bij den vollen morgenschijn.
Maar als volle dageraad
Rijst mij plotseling te binnen,
Wat ik bovenal moet minnen
Met mijn gansche ziel en zinnen,
Al mijn krachten: Uw Gelaat!