Madonna

Liefde is haar nog niet genaderd.
Nog vloeit er geen warm verlangen
Door den stroom van haar gebed,
En haar sâamgevouwen handen
Duiden willige overgave,
Maar geen vragen: kom tot mij.
Doch Gods liefde is rondom haar.
In de ijle suizelingen
Aan haar slaap hoort zij zijn tred.
En Gods licht rijst naar haar oogen,
En zij wendt haar oogen neder
Als in droom en mijmerij.
En zij voelt zich als verloren,
Aan zichzelven zacht onttogen,
En de wereld is niet meer.
Daar is slechts het stâag getijde,
Bloed dat wegvloeit, bloed dat weerkeert,
Van haar harte naar Gods hart.
En ze voelt zich eensklaps ledig
(Een oneindig wijd verwachten)
En haar oogen stralen weer.
En haar handen vouwen open,
En ze voelt God in zich dalen,
En ze glimlacht zoet verward.