Maria-liederen – II Geboorte

Toen het kleine kindje was geboren,
Bleef er in het hart van zijn verkoren
Moeder slechts een moeheid, en ze leed.
En ze lachte smartlijk, toen zij even
Weer terugdacht aan het eerste beven
Van zijn leven in haar, en ze kreet.
Nu begon voor beiden het gescheiden
Leven…., en zijn zijden kopje vleide
Ze aan het snelle hijgen van haar borst.
En haar liefde en het angstig kloppen
Van haar hart vervloeiden in de droppen
Van de lafenis voor zijnen dorst.
En ze wist: nu had ze hem verloren,
En ze had geen kind, was maagd gelijk te voren,
Want haar diepe liefde was te klein.
En ze schrok, en zag in zéker weten,
Hem wéér liggen op haar schoot….verreten….
Dan zou zij zijn gróóte moeder zijn.
Toen het kleine kindje was geboren,
Bleef er in het hart van zijn verkoren
Moeder slechts een moeheid, en ze leed.
En ze lachte smartlijk, toen zij even
Weer terugdacht aan het eerste beven
Van zijn leven in haar, en ze kreet.
Nu begon voor beiden het gescheiden
Leven…., en zijn zijden kopje vleide
Ze aan het snelle hijgen van haar borst.
En haar liefde en het angstig kloppen
Van haar hart vervloeiden in de droppen
Van de lafenis voor zijnen dorst.
En ze wist: nu had ze hem verloren,
En ze had geen kind, was maagd gelijk te voren,
Want haar diepe liefde was te klein.
En ze schrok, en zag in zéker weten,
Hem wéér liggen op haar schoot….verreten….
Dan zou zij zijn gróóte moeder zijn.